Sunday, August 21, 2011

Ramadhan in de kampung: opmars langs de oostkust

1. Kuantan

Er is altijd wat kapot.
Na twee nachten in een minifiasco van hotel Citin in Little India, Kuala Lumpur (waar we iedere avond heerlijk Indisch hebben gegeten), hebben we besloten om onze goede vriendjes Jan en Elke, die langzaam aan met de trein door Thailand richting Maleisie reizen, tegemoet te komen langs de oostkust, met onze eerste stop de kuststad Kuantan, de hoofdstad van de staat Pahang.

Silvie met schoon, welriekend beddengoed

Kuantan ligt in het oosten van het land, iets naar het zuiden toe. Van hieruit nemen we over een tijdspanne van een tiental dagen enkele bussen naar het noorden, met hier en daar een stop van twee, soms drie nachten. Gaandeweg zullen we de invloed van de islam steeds sterker voelen. In Kuantan ligt bijvoorbeeld de mooie staatsmoskee, waarvan gezegd wordt dat het een van de meest aantrekkelijke is van het land. En dat zou best wel eens kunnen, hoewel de drijvende moskee van Kuala Terengganu ook niet mis is. Maar toch vind ik het vreemd dat er in dit land geen echt overweldigende Islam-architectuur te vinden is, zoals bijvoorbeeld in het Midden Oosten of Centraal Azie.

Sultan Ahmad Shah Staatsmoskee (gebouwd tussen 1991 en 1993)

Als attracties in Kuantan staan een "river cruise" en een plankenwandeling door een mangrovebos op het programma. De cruise valt wat duur uit en ook wat tegen (zeker als we later op het internet vernemen dat het normaal twee uur moet duren - in plaats van het halfuurtje dat we voorgeschoteld krijgen). De kleine vissershaven, al eeuwen onveranderd, is wel een interessant zicht.

Het mangrove-bos is nergens te vinden (en typisch, niemand weet waar we het over hebben, zelfs niet de mensen die vlak achter dit bos wonen!), maar na een wel erg lange wandeling langs een prachtige, drukke baan, blijkt dat de toegang tot het mangrovebos afgesloten is.

We were still in blissful ignorance of the true nature of Kuantan.


2. Rantau Abang
Nasi kerabu: blauwe rijst met kroepoek
Een dikke 150 km verder naar het noorden, in de staat Terengganu, ligt het dorpje Rantau Abang. Hier kwamen ooit nog horden toeristen heen om een glimps op te vangen van de Leatherback Sea Turtle (Dermochelys coriacea ofwel lederschildpad), de grootste van alle levende zeeschildpadden.

Deze plek is een van maar zes plaatsen ter wereld waar dit prachtige wezen eieren komt leggen. Jammer genoeg is hij hier recent uitgestorven verklaard, niet in het minst te wijten aan voormelde toeristen, het vele afval op de kilometerlange stranden, en de gefaalde projecten van de regering, die meer gericht leken op mediastunts teneinde toeristen te trekken dan op werkelijk soortbehoud. Zelfs nu lees ik op de site terengganuparadise.com "If you wonder whether we still have leatherback turtle here, I have a good news for you. The biggest turtle from all the 7 types of sea turtles are coming back to Rantau Abang Terengganu, Malaysia!" (de waarheid hiervan is onduidelijk). Tijdens ons verblijf van twee nachten hier, hebben wij verscheidene koppels gezien die 's nachts met felle zaklampen op zoek gingen naar deze met uitsterven bedreigde soort. En de inboorlingen blijven de eieren van de schilpadden eten, conform hun traditie. We weten nu wel dat als je zo'n ei bakt, het meteen uiteenspat.

Aan beide kanten van Rantau Abang strekt het op eerste zicht prachtige strand zover we kunnen zien. Aan de zeezijde beuken wilde golven op het land, dat in het water vrij steil naar beneden reikt. We vermoeden dan ook een stevige onderstroom en kiezen voor een lange wandeling onder het brandende oog van Helios in plaats van een frisse duik in het rijk van Poseidon.



Dit soort afvalhopen vindt je overal terug langs deze stranden (en in veel van het land, eigenlijk).
Het is enerzijds te wijten aan de monsoon, maar anderzijds aan het houding van de Maleisier zelf.


Het gevolg is niet enkel dat de lederschilpad hier niet langer bestaat, maar natuurlijk ook dat toerisme hier nog maar een fractie is vergeleken met vroeger. Het resort waar wij verbleven, was in een relative staat van verval, met enorme kakkerlakken in onze kamer, en een half dozijn reuzespinnen aan de ingang van de resort. Rantau Abang zal ooit een paradijs geweest zijn, maar is nu een goed voorbeeld van onduurzaam "eco"-tourisme.


Zonsopgang in Rantau Abang, met slapende Maleisier rechtsonder.
De staat heeft hier nog een project lopen, maar enkel in naam, zo leek het. Er waren basins met baby-schildpadjes en enkele basins met volwassenen. Het rook er zeer onfris en er was niemand om ons van het verboden terrein (de eigenaar van de resort had ons erheen geloodsd) te weren. Bij navraag zal later blijken dat het behoudsprogramma quasi onbestaand is, maar de regering zich de illusie voorhoudt "goe bezig" te zijn. Andere conservatiegroepen zijn hier niet over te spreken. Silvie heeft zich voorgenomen hierover een korte docu te maken - good on ya, Sil!



3. Kuala Terengganu
Een streepje kitsch hoort erbij
We trekken verder noordwaards naar het stadje Kuala Terengganu, de hoofdstad van de gelijknamige staat, waar we een ferry zoeken naar het mini-eilandje Pulau Duyung. Er moest iets mis zijn met onze kaart of onze gegevens, want een ferry bleek er niet echt te zijn, hoewel we wel bootjes mensen zagen vervoeren. Allez, dan maar met de taxi.

De chauffeur rijdt een kluwen van kleine zandwegen door en zet ons af midden in een kampung (dorp). We horen al verschillende imams de koran incanteren. We moeten even zoeken alvorens we de ingang vinden van Awi's Guesthouse, een op palen boven de rivier Terengganu gebouwd logement. We hadden gelezen dat dit een aparte ervaring is, met de douche buiten en een gat in de vloer waardoor je je behoefte mag doen, rechtstreeks de rivier in (of zoals Silvie, op een varaan haha)!

Kampung Indoctrinatus Religioso
De Ramadan is net begonnen in de Islamitische wereld, en wij bevinden ons in een van de meest radicaal Islamitische oorden van het land. Dit uit zich heel duidelijk in het geluid van de talloze moskeeen, die elk zo'n 500 meter van elkaar verspreid zijn en letterlijk 24/24 koranverzen via luidsprekers de kampung in sturen. Free music all night long! Over indoctrinatie gesproken.

Vriendelijk kunnen we de locals hier niet echt noemen, eerder angstig of zeer afwijzend. De witte duivels uit het verre westen. De avonden worden door de mannen in de moskee al biddend doorgebracht; de jeugd hangt wat rond en werpt vuurwerk naar elkaar (soms verkleed als Palestijnse terrorist) -- of, als de kans zich voordoet, naar die twee lange, blanke Mat Salleh die toch niets te zoeken hebben in de kampung. Een aparte ervaring inderdaad!

De indrukwekkende, drijvende Masjid Tengku Tengah Zaharah
De drukwekkende, drijvende wc van Awi's Guesthouse
Zonsondergang met zicht op de stad vanuit ons balkonnetje boven de Sungai Terengganu

Enkele dagen later nemen opnieuw een bus naar het noorden, ditmaal naar Kota Bahru, "het Mekka van het Verre Oosten", waar wij met onze goede vrienden Jan en Elke hebben afgesproken. Zullen ze er (op tijd) geraken...?

Tuesday, August 2, 2011

Visa run #2, week 2: Ha Noi

De vier weken Tioman zonder airco hebben hun tol geeist, en Silvie heeft  mij zien evolueren van Jorge "den okkuzze" naar Jorge "kamikuzze"; en zelf heeft ze mijn epitheton overgenomen. Als  deze evolutie zich met dezelfde snelheid verderzet, zullen wij tegen het einde van deze reis niet te onderscheiden zijn van een hoopje blubber op de grond ergens in Afrika, zoals Nik "The Nubian" Boonen zal beamen.  Koortsblazen, keelpijn, hoofdpijn, snotvalling; het rondlopen met versleten sandalen heeft een vreemde rugpijn veroorzaakt die bijna een week aanhield en waardoor ik niet langer dan vijf minuten met sandalen kon stappen (bergschoenen ging dan weer wel); een soort onderhuidse ontsteking met lelijke wonden aan mijn grote teen, op mijn bil, achteraan en vooraan de rechterschouder, een een aanhoudende moeheid die erg traag betert. (2 augustus: ik ben genezen, maar Silvie heeft een bijna aanhoudende hoofdpijn...)

Bij aankomst te Hanoi na de nachttrein terug van Sa Pa vond een emotioneel afscheid plaats, waarbij Silvie en ik uitgeput werden achtergelaten in de stationsbuurt. Maar wat was er toch met Raoul gebeurd? Die was plots verdwenen, wellicht op zoek naar een plaatsje in de bus!

We wisten nog niet goed wat we onze tweede week gingen uitspoken. We zagen een bezoek van enkele dagen aan een natuurpark in de omgeving wel zitten, ofwel een landelijk gebied of iets dergelijks. Maar na wat onderzoek online en in een aantal brochures die we in een boekenwinkel (waar we natuurlijk veel boeken hebben bijgekocht!) hadden gezien, bleek dat het toerisme a la Vietnamese een vrij bezoek niet echt bevorderde. Hier werd communistisch toerisme bedreven, en dat betekende dat alle reisagentschappen exact dezelfde reizen regelde naar exact dezelfde plaatsen, en dat er daarbuiten geen slaapplaatsen leken te zijn. En we zagen het eerlijk gezegd niet zitten om nog een week tussen horden touristen te zitten die van bezienswaardigheid naar bezienswaardigheid werden geloodst.

Dus zijn we de hele week in Hanoi gebleven om de sfeer ervan goed tot ons te laten doordringen -- en daar hebben we geen spijt van! Overal gezellige terrasjes, cafes, eethuisjes; vriendelijke mensen; en een zeer goed, goedkoop hotelletje met uitmuntende service, het Spring Hotel. Het hotel ervoor, Hotel Lucky II, was echter wel wat tegengevallen, want hun ontbijt trok nergens op en "de koffie was op". Heb je ooit gehoord van een hotel waar de koffie op is? Da's zoals een cafe zonder bier of een boerderij zonder kippen. En de concierge daar onthield steeds exact hoe laat wij 's avonds binnenkwamen. Creep.

Rare poes, lijkt een beete op Dali.
All praise be to the Duvel!
Op een gegeven hete, vochtige avond zagen we de vreemde Vietnamese gerechten niet meer zitten en hadden we het over lekker Belgisch eten, zoals worst met kool en patatten... Oh wat hadden we daar zin in! Maar we moesten iets eten en gingen het hotel uit, keerden naar rechts en dertig meter verderop in de straat vonden we plots... Le Petit Bruxelles - een Belgisch restaurant in de hoofdstad van Vietnam! Met Duvel en Chimay! En stoofvlees met frieten! En bouletten in tomatensaus! Uiteindelijk hebben we hier deze week tot drie maal toe gegeten, en rekeningen van +/- een miljoen Dong mogen betalen. But damn, it was well worth it!

Een beeld van Confucius (Kung Fu Tze) in de Tempel van de Literatuur.
Een andere snikhete, zweterige avond passeerden we een duistere poort, waarachter een visrestaurant verborgen lag. Wij natuurlijk erheen om een lokale specialiteit te proberen: Vietnamese visfondu. Rare stukken vis (en misschien andere, ons niet bekende wezens) in een grote pot soep met bamboe en onbekende kruiden, lange, smalle paddenstoelen en vreemde groenten. Het is ons jammer genoeg niet gelukt om aan de ongewone smaak te wennen, en gelukkig was er genoeg witte rijst voorzien!




De lokale independent cinema, waar wij, tijdens een filmfestival, van enkele docu's hebben geprofiteerd!
Ik, nozem...
En Silvie, nozema descenda!