Een sfeermoment om 6 uur 's morgens, vroeg wakker in Georgetown, Penang...
Pulau Penang is achter de rug, en we hebben er zodanig van genoten, dat we hier bijna zeker zullen terugkomen in september samen met Cecile en Paul. Silvie is ondertussen bijna genezen; ik heb natuurlijk ook een snotvalling opgelopen, wat met tropisch weer geen meevaller is. Soit, we werden aangeraden een bezoekje te brengen aan de dokken, waar een aantal Malay volgens oude traditie nog leeft op stilt houses, paalhuizen op de zee. We vonden dit echter zeer intrusive, totaal niet onze manier van reizen, en zijn wat verder de binnenstad gaan verkennen, met dank aan de reisgids van Paul!
De volgende dag hebben we de befaamde Kek Lok Si tempel bezocht. Dit is een van de grootste Boeddhistische tempels van zuidoost Azie, en hier wordt de Goddess of Mercy (heilige Maria? De oermoeder Ama?) vereerd in de vorm van een Maitreya, de Guan Yin, een vrouwelijke boeddha, ook wel Boeddha van de toekomst genaamd.
Later die avond zijn we gaan dineren samen met Paul en een goede vriendin van hem die Penang goed kent. We waren de week ervoor al eens in een dim sum eethuisje terechtgekomen, maar deze keer was er iemand bij die ons kon vertellen wat nu precies wat was. Want bij Chinezen is dat niet altijd even duidelijk.
Onze laatste uitstap was naar de Spice Gardens. Hier hebben we de planten waar onze kruiden aan groeien met al onze zintuigen kunnen waarnemen. Vanille, kaneel, lemoen, peper, noem maar op! En we hebben er dikke, blauwe bijen zien vliegen, waarvan ik het bestaan nog niet verzonnen had.
Zaterdagavond werden we door onze vriend Nan, ochtendkuiser van open afvoergeulen, uitgenodigd naar zijn kampung Manam (wat “grafzerk” betekent). In een achtergestelde wijk van Georgetown, waar we de vele moskeeen tegelijk het gebed hoorden prediken, werden we door kleine steegjes geleid naar een soort voetbalclubhuis, vlak langs een smerig riviertje. Natuurlijk waren we in het begin wat wantrouwig (ik had al mogelijke wapens geindentificeerd: glazen flessen, blikjes bier: kan je altijd een gezicht mee verminken!), maar we hebben ons goed geamuseerd met de – uitsluitend mannelijke – feestgroep. Een wel heel excentrieke taxichauffeur, die enkel cola dronk, heeft ons tegen middernacht naar huis gebracht. De kater ging ons te voet volgen...
Ondertussen (dinsdag) zijn we aangekomen in Medan, Sumatra (Indonesie). Het is hier, vergeleken met Maleisie, chaotisch, lawaaierig, bijna niemand spreekt Engels en de mensen spreken je aan in het Bahasa Indonesia met een snelheid die je aan Spanjaarden doet denken. Oh boy... Morgen nemen we de trein naar Lake Toba (Lake Troba, zegt Silvie steeds). Wellicht is er ginder geen internet, dus de volgende post zal op zich laten wachten.
Oh ja, Paul: er zijn hier veel shopping malls, dus we kunnen er niet echt mee akkoord gaan dat hier niet veel te doen is!