Tuesday, May 10, 2011

Visa run #1: op reis op reis etc.: Lake Toba

Gelegen op 900m hoogte is de koelte van Samosir eiland in Lake Toba een verademing!
Waar we in Maleisie 400 km konden afleggen binnen zes uur, duurde hier een reis van pakweg 200 km vanuit Medan, de hoofdstad van Noord Sumatra, naar Tuk Tuk, waarvan het haventje hierboven zichtbaar is, bijna twaalf uur. Jawel, we waren al gewaarschuwd, maar toch... Toegegeven: we hadden besloten de trein (kereta api, ofwel vuurwagen) te nemen zo ver hij ging en vervolgens onze plan te trekken, met gevolg dat we door een taximaatschappij dik werden afgezet en gewoon gedropt in Parapat, waar gelukkig een local genaamd Ricardo ons hielp de laatste ferry naar Tuk Tuk te halen.

Tijdens de taxirit was het ons niet ontgaan dat de moskeeen van Medan plots plaats moesten ruimen voor de talrijke kerken en kapelletjes van het Batakvolk dat rond Lake Toba leeft, en medio 19e eeuw werd bekeerd door Duitse en Hollandse missionarissen. Zo hebben de Batak ook allemaal latijn klinkende namen als Ricardo, Fernando, Maria Juan etc, en spreken ze vaak een woordje Nederlands, best gek eigenlijk.

Maar wat we dachten dat kapelletjes waren, bleken begraafplaatsen te zijn. Voor hun bekering tot het Licht van Christus waren de Batak beruchte koppensnellers en animisten (link voor de ethnografen en anthropologen onder jullie), een overblijfsel waarvan hun geloof in het nabestaan van de doden is. En die doden hebben nood aan onderdak en eten!



Op een zonnige dag (want het weer is hier aanzienlijk grilliger dan in de rest van de regio) zijn we erop uitgetrokken met een 125cc scooter. Heel leuk, maar opletten geblazen want de wegen hier zitten vol putten. We besloten ook wat dieper het eiland in te trekken, een uitstap tijdens onze visa-run tijdens onze Maleisie-trip, op zoek naar het meer Sidihoni, gelegen op het eiland Samosir (het grootste eiland in een meer op een eiland ter wereld), in het meer Toba, op het eiland Sumatra. Hoewel de uitzichten prachtig waren en een goed beeld gaven van de omvang van de krater, was de rit naar Sidihoni een hel: den tarmakweg bestond zonder overdrijven meer uit putten dan uit asfalt. Enorm moeilijk rijden (bergop!) en Silvies bips is nu even mals als een door een Marokkaanse slager platgemepte biefstuk.




Wel moet in alle eerlijkheid gezegd worden dat de eerste tekenen van reismoeheid of reisstress zich begonnen te tonen tijdens ons verblijf op Samosir. De eerste maand zit je nog met dat vakantiegevoel, de tweede denk je het reizen wat onder de knie te krijgen, de derde heb je het gevoel de cultuur al wat te vatten, maar dan plots wordt het allemaal wat veel, en lijken tien maanden onoverkomelijk lang. Je geduld met het gepruts, getreuzel en de banale vragen van de locals geraakt op ("Hello Sir, Hello Miss" - Hmm yeah sure - "Where are you going?" - That way - "Where are you from?" - Over there), de identiteitskwestie gaat met momenten richting crisis, de stoelgang transformeert naar stoelstroom, allerlei spanningen verschijnen in de relatie... Jaja, we wisten wel dat dit part of the game ging zijn, maar het vraagt allemaal wel wat van je: "Jusqu'ici tout va bien" 


Er zijn natuurlijk ook mooie momenten!
Nog een woordje over de Batak. Ze wonen in een prachtige streek, bouwen magnifieke huizen en beseffen dit zeer goed. Overal in Tuk Tuk vind je houtsnijders en schilders die de lokale stijl goed beheersen. Ik zie er een sterke gelijkenis met de Celtische stijl in. Het zou toeval kunnen zijn, maar beide culturen waren zeer oorlogsgericht met een verheerlijking van de krijger, en beide geloven sterk in het bestaan van een parallelle droomwereld (cfr. W.B. Yeats) die even echt is als de onze. Het is ons ook niet ontgaan dat er overal magic mushrooms open en vrij verkocht wordt. Bij navraag blijken dit echte hallucinogene paddenstoelen te zijn, die hier niet illegaal zijn (we zitten hier immers in Indonesie, waar de doodstraf staat op het bezit van alle drugs, zelfs marihuana) omdat ze zozeer deel uitmaken van de lokale cultuur. Wat een paradoxaal land.


 







Soit, de rariteiten terzijde latend, heb ik mezelf wel gewaagd aan een lokale drank genaamd Toddy (Bahasa Indonesia) of Tuak (Batak taal). Wist je dat er zo'n 735 talen gesproken worden in Indonesie? Ik niet toddydat mij hier verteld werd! Tuak ofwel jungle juice is een licht alchoholische drank op basis van het sap van een palmboom - palmwijn dus. Het is een ietwat acquired taste omwille van zijn zure geur en wrange smaak, maar daar houd ik wel van. Bovendien wordt de Tuak gedistilleerd om Arak van te maken (de beste zou uit Bali komen). Daarnaast bestaat ook de Arak Beras op basis van rijst, waarvan ik een lokale variant heb aangeschaft!


Maar uiteindelijk hebben we de Indonesiers wel graag

En houdt de liefde stand tegen de krachten der chaos en duisternis!

1 comment: