Monday, October 31, 2011

Bintulu en Similajau National Park

CIMG7846Reizen in Sarawak is gevoelig duurder en langduriger dan op het schiereiland Maleisie. We doen er dan ook bijna vier uur over om de 150 km van Mukah naar Bintulu per bus af te leggen. De bussen hier zijn lang niet zo luxueus als in de rest van het land (die luxueuzer zijn dan bij ons in Belgie), en de wegen zijn in opmerkelijk slechte staat. Onderweg zie je bovendien dat het gros van de bevolking in armoede leeft. Sarawak bezit nochtans een enorme rijkdom aan grondstoffen. Wat gebeurt er toch met al dat geld?

We vinden een meer dan degelijk hotel in de olie- en gasverwerkingsstad Bintulu en besluiten er twee nachten te blijven, alvorens we verder reizen naar Semilajau National Park. De architectuur van Bintulu is dezelfde als in de rest van het land, maar de rijkelijk versierde Chinese tempel hier is wel uitschieter.

CIMG7867

CIMG7858CIMG7860

CIMG7861CIMG7865

CIMG7876Bintulu staat ook bekend voor zijn voortreffelijke en natuurlijke belacan, een Sarawak-variant van de olfactorisch prikkelende garnalenpasta (die bijvoorbeeld ook in de Thaise keuken veel wordt gebruikt). We schuimen wat marktjes af, waar we door de meesten opvallend vriendelijk ontvangen worden, en schaffen ons een aantal rolletjes belacan aan.

Een dertigtal kilometer verwijderd van de stad ligt het kleine natuurpark Semilajau. Bij de registratie in het kantoortje merken we dat er geen andere gasten zijn. Het hele park is dus enkel voor ons getwee! Wat betreft huisvesting hadden we ons op de typische hutjes op instorten voorbereid, maar we krijgen een enorme kamer met veel stopcontacten, nieuwe bedden, twee wc’s en twee douches. En het eten dat hier bereid wordt, is ook nog eens van topkwaliteit! In de heerlijke rust van de natuur voelen we de stress van de voorbije weken uit ons wegglijden: het chaotische, fysiek ongemakkelijke vervoer, de immer starende gezichten, de lelijke betonnen blokken van de steden… Dit hebben we meer dan nodig!

CIMG7907CIMG7937


CIMG7926

CIMG7948 - Copy

De volgende ochtend, weliswaar pas tegen kwart voor elf, trek ik de jungle in. Ik zal zien hoever ik geraak, maar ik hoop wel Golden Beach, het eindpunt van het pad, op tijd te bereiken. Het is 10 km tot Golden Beach en dan 10 km terug; de zon gaat onder iets na 18u15, en een halfuur later is de duisternis koning. En geloof me, dan wil je niet nog in de jungle zitten, bovenal omdat er in Semilajau krokodillen leven (10 jaar geleden zijn nog drie mensen verscheurd door deze beestjes).

CIMG7949Het begint al goed: ik treuzel iets te veel bij boskrabbetjes en Hermit crabs, en bij het vijfkilometerpunt heb ik al de helft van m’n water op. Ik drijf mijn snelheid wat op, passeer Turtle Beach I (6 km) en Turtle Beach II (8 km). Het is inmiddels al na 14u. Ik heb er dus iets meer dan 3u over gedaan om tot hier te komen; ik heb nog 4u, minus schaft, om de resterende 12 km af te leggen. Ik kan het niet laten om verder te gaan – ik ben toch al zo ver?




CIMG7956Natuurlijk heb ik de terugweg zwaar onderschat, des te meer omdat ik mijn water nu moet rantsoeneren. In plaats van de 10 km terug rustiger aan te kunnen doen, moet ik mijn tempo dermate opdrijven, dat ik stukken moet joggen. Army style. Ik geraak uiteindelijk wel thuis voor duisternis (ik ben eigenlijk te vroeg terug: om 17u15, en heb aan bijna 5 km/u gestapt, wat enorm hoog is in de rimboe), maar ben helemaal afgepeigerd en mag twee dagen bekomen. En dan te bedenken dat ik van plan was deze tocht elke dag te ondernemen – van hubris gesproken!

CIMG7984

CIMG7977CIMG7986

CIMG7991

CIMG7997CIMG7998

CIMG8001De rest van onze week in Semilajau maken we lange strandwandelingen (ik de eerste twee dagen dus NIET), mits een scherpe uitkijk voor mogelijke krokodillen, lezen (Jorge) en monteren(Silvie) we, en maken we ons wat sterk voor de volgende etappe: de stad Miri en het bezoek van Karen om dan met z’n drieen naar Mulu National Park te vliegen. We moeten wel opletten voor de grote, zwarte schorpioenen die ‘s avonds hier rondlopen.




CIMG8005CIMG8006

CIMG8016

CIMG8041

CIMG8015

Sunday, October 30, 2011

Langs de kust van Sibu naar Mukah

CIMG7792
CIMG7797
CIMG7806
Wat zijn wij blij om terug in Sibu te zijn! We zijn inmiddels al acht maanden op pad (en hebben nog twee te gaan vooraleer we naar huis mogen gaan) en hebben dus wat te vieren. We organiseren een feestje met ons tweetjes, ik ga Arak puti, kleine lemoentjes en limonade kopen in de stad, en wat is een feestje zonder balonnen?
CIMG7822
Drie dagen later stappen we de boot op die ons naar het kuststadje Daro zal brengen. We vinden nergens informatie over Daro, maar een marktkramer weet ons te zeggen dat er wel een hotel is. Bij aankomst worden we natuurlijk aangestaard door de mensen, maar het valt ons op dat men hier opvallend vriendelijker is dan in Kapit. We vinden zelfs dat Daro karakter heeft, jawel zeg maar best gezellig is!
CIMG7807
Paard en kar voor de markt van het dorp
CIMG7813
CIMG7815
Patriot, nationalist?
CIMG7816

CIMG7828De volgende dag stappen we in een klein busje om drie kwartier later in het dorp Matu gedropt te worden. Vreemd genoeg zet de chauffeur ons niet in het centrum af, maar aan een groot plein. Hij wijst naar de overkant, daar kunnen zien hoe we verder geraken. Maar hier loopt het mis. Vrij snel blijkt dat we niet verder kunnen: er zijn geen busjes die naar het noorden rijden, en dan blijkt ook dat er geen busjes meer terug naar Daro rijden. En de cherry on the pie? Er is geen hotel of guesthouse in Matu! Ik besluit wat locals aan te spreken, er moet toch iemand zijn die de rit naar Oya kan en wil ondernemen?

Verscholen achter een schaduwluik zit een dertigtal mannen thee en koffie te drinken. Op mijn vraag wordt al wat gelachen, een man zegt bereid te zijn te rijden, maar ik moet een prijs voorstellen. Mij lijkt een kostprijs van 20 tot 30 ringgit schappelijk (en max 50, maar dat zeg ik nog niet), want we hebben voor de busreis naar Matu maar 7 ringgit betaald. Hierop moet een batterij mannen  luidop lachen; ze willen het maar doen voor 150 ringgit, en de rit verder naar Mukah (enkele km verder) doen ze voor 300. Ze willen dat ik onderhandel, maar met die startprijs begin ik er niet aan. Ik kan ook wel een huis huren voor 400 ringgit (=100 euro!) en morgen het busje terug naar Daro nemen. Afzetters.

CIMG7831

Ik druip af en bespreek met Silvie onze opties. Ik ben bereid te liften, Oya is immers maar zo’n 50 of 60 km verder en er is maar een baan, dus wel een grote kans dat we opgepikt worden. Silvie besluit met wat vriendelijk uitziende Chinezen te praten. Een oud vrouwtje dat er haar stalletje uitbaat, hoort haar vraag en zegt dat haar echtgenoot wel wil rijden voor 100 ringgit. Vervoer is hier duur en ook de lokale mensen moeten enorm veel betalen om weg te kunnen. We gaan akkoord.

CIMG7837Een halfuurtje later worden we opgepikt door een vriendelijke man in de “Little Devil” van zijn dochter. Een dik uur later zijn we in Oya, maar daar blijkt ook noch hotel, noch bus te zijn. Over een week pas is er een boot naar Mukah. De man heeft duidelijk medelijden met ons en gaat in op ons verzoek om door te rijden, het is immers maar 25 km verder.

De goede man lijkt Mukah wel te kennen, rijdt wat door het stadje en toont ons waar de hotels en restaurants gelegen zijn. We betalen hem uiteindelijk 150 ringgit en bedanken hem uitvoerig. Een snelle blik in het rond en we hebben snel door dat Mukah geen plek is om langer dan een dag te blijven.

CIMG7839
Chinees kerkhof in Mukah
CIMG7840
De klokkentroren van Mukah

Saturday, October 29, 2011

De Rejang rivier stroomopwaarts: Kanowit, Song en Kapit

1. Kanowit

Vanuit Sibu trekken we stoomopwaarts de rijzende zon tegemoet; we besluiten om het eerste deel met de bus te doen, vooral omdat we dan meer van het landschap zullen zien (ik toon later waarom), maar ook omdat er daarna geen bussen meer rijden. Het lijkt wel een bus van de derde wereld: geen airco, geen plaats voor mensen met lange benen en een vering waardoor je
bij elke hobbel van je stoel vliegt.

CIMG7555_thumb[1]CIMG7560_thumb

CIMG7569_thumb[1]Een tweetal uurtjes later stappen we af in terminus Kanowit: een klein, gezellig dorpje van maar een aantal straten en met het oudste schooltje in Sarawak. Silvie neemt de twee bestaande hotelletjes onder haar loep en heeft snel haar propere beslissing gemaakt: de Harbour View Inn. We worden bovendien meteen verwelkomd door een vrouw met kwaadaardige-kinderwens.

CIMG7564_thumb[1]

CIMG7567_thumb[3]

CIMG7630CIMG7647

CIMG7639_thumb[1]


2. Song

Twee dagen later staan we in de late voormiddag terug aan de pier om er de express longboat naar Song te nemen. Dit zijn lange, snelle rivierschepen uit staal die laag op het wateroppervlak liggen. Ik heb er nooit veel reddingsvesten in zien liggen (en zeker nooit genoeg), de airco staat op diepvries, de tv op maximum (de ondertiteling is een niet te ontcijferen Engels), het ruikt er soms naar urine en gedroogde vis (wij kunnen ze ondertussen al goed uiteen houden!) en de kleine raampjes aan de zijwanden zijn even ondoorzichtig als de eerder vermelde ondertiteling. Gelukkig is onze eerste kapitein – Nemo zegt hij zowaar te heten – zo vriendelijk om ons op het dak van het schip te laten zitten. Maar dit is vanwege de snelheid en de wind wel even wennen. En de zon schijnt verraderlijk fel op onze onbedekte schedels, merken we later.

CIMG7645
De typische express longboat, soms overgeladen
CIMG7660CIMG7667

Bovenop het dak van dit futuristisch vaartuig zien we heel wat van het rivierlandschap rond ons: de groene oevers, de kleine dorpjes en natuurlijk de houtindustrie die hier op volle toeren draait (er worden op Borneo immers meer hectaren woud gekapt dan in het Amazonegebied).

CIMG7663CIMG7679

CIMG7450
Continu zie je houttransport met de stroom mee varen
Gaandeweg passeren we ook steeds meer longhouses, de befaamde huizen die enkele tientallen tot wel honderden meters lang zijn, vaak in compartimenten ingedeeld, er schamel tot modern uitzien, en waar hele uitgebreide gezinnen tot volledige (weliswaar kleine) gemeenschappen in samenhokken. De longhouse visit is in Sarawak tot een ware industrie uitgegroeid waar vele Westerse toeristen op af komen.

CIMG7682CIMG7697

Een bezoek op eigen houtje wordt afgeraden vanwege als onbeleefd beschouwd; de enige optie is dus ofwel uitgenodigd worden door het stamhoofd, ofwel een dikke brok betalen aan een reisagentschap dat je uitnodiging als het ware afkoopt bij het stamhoofd. Of natuurlijk opteren voor een snelle dood bij de koppensnellers. Wij kiezen steeds voor de spontaniteit en laten de georganiseerde longhouse visit voor wat het eigenlijk is: een veredelde tourist trap.

Goederen worden snel gedropt bij een groep wegbouwers
Goederen worden snel gedropt bij een groep wegbouwers
Song blijkt een lelijk stadje te zijn van het Sarikei-kaliber. We worden er ook door quasi iedereen aangestaard, en niet altijd vriendelijk. Wel is het geregeld zo dat als we “Selamat pagi” (goedemorgen) of “Selamat petang” (goedemiddag) zeggen, de houding verandert en men ons durft aanspreken, meestal met de vraag van welk land we afkomstig zijn.

CIMG7724

In de late namiddag gaan we erop uit om de buitenwijk van Song te verkennen; de oude binnenstad kan ons immers niet meer bekoren dan de rug van een schurftige hond. Enkele honderden meters voorbij een steegje gaan de betonnen constructies over in schamele houten barakken. Op een kruispunt staan we even stil en meteen komt een vrouw uit zo’n houten hut gelopen. “Hello,” zegt ze blij, “please come in, come in, don’t be afraid!”. We twijfelen even, maar gaan in op haar verzoek. Het houten huisje is, zoals de meeste huizen in Sarawak, op palen gebouwd. Rond het trapje naar boven, op een vuile, kleiachtige ondergrond, ligt een massa lege hulzen van zonnebloempitten. Overal verspreid rond en onder het huisje ligt rommel. Op het balkon staat een man met een gsm in de hand. We treuzelen wat aan het trapje, want de man kijkt nors en antwoordt niet op onze beleefde groet. We worden echter door de vrouw naar binnen geloodst en zetten ons neer in een driezitszetel (naast ons de rugzak van een schoolkind). Het is er snikheet, we zien zelfs geen waaier, en na nog geen minuut zijn we beiden kletsnat. We krijgen grenadinewater en er wordt wat onwennig gepraat. De extreme armoede hierbinnen is overal van af te lezen, en Reyna (zo heet ze) merkt dat we dit niet gewoon zijn. Aan de muur hangen enkele foto’s van haar echtgenoot, die matroos is op een vrachtschip in Afrika en dus vaak maandenlang van huis is.

CIMG7725CIMG7727
CIMG7732CIMG7736

CIMG7728
Het duurt niet lang of Reyna haalt een fles boven met een donkerbruine, licht visceuze inhoud. Ik herken het goedje van in een drankwinkel in Kuching (hier in Sarawak wordt Arak vaak ook verkocht in de Chinese apotheek): wel alcoholisch, maar de verkoper vertelde me dat het eigenlijk een medicijn is. In ieder geval gaat de stelling When in Rome, act like the Romans ook hier op en we aanvaarden de onsmakelijk uitziende vloeistof. Lekker is het zeker niet, Reyna knijpt zelfs haar neus dicht als ze het hele glas in een keer achterover giet. Ondertussen is de man van het balkon, Reynas broer, erbij komen zitten en is hij best vriendelijk. We kunnen geen woord van zijn extreem gebrekkig Engels verstaan, de goede man heeft bovendien een verschrikkelijk spraakgebrek en ook nog eens een verstandelijk probleem.

Iets later voegt een jongeman zich bij ons, er wordt nog een fles van het onsmakelijke goedje bijgehaald en Reyna laat het feestje losbarsten met de lokale muziekstijl, Dangdut, waar schaars geklede Indonesisch uitziende meisjes liedjes zingen op een dansbeat. De jonge kindjes van Renya komen af en toe verlegen kijken, om meteen weer giechelend weg te rennen. Wat later ligt onze vriend van het balkon languit in het midden van de kamer. Het geduld van de oudste dochter (die ons eerder in de namiddag liet weten dat Reyna al dronken was) is dan op en dat laat ze buiten luidop merken. Wij besluiten de avond af te sluiten (natuurlijk gaat Reyna hier niet mee akkoord) en nemen afscheid na het verplichte laatste glas. Renya stapt met de jongeman die later binnenkwam op een brommer en gaat verder feesten. We gaan terug naar ons hotel met een dubbel gevoel; Reyna, haar simpele broer en haar jonge kameraad hebben alle drie een gouden hart, maar de verwaarlozing die hier samengaat met armoede en alcoholisme blijft nog lang naspoken. De bittere ironie van ons spontaan bezoek aan deze “mini-longhouse” ontgaat me hier bovendien niet.



3. Kanowit


CIMG7743
De volgende dag zetten we koers naar Kanowit, de onofficiele hoofdstad van het Rejanggebied in het binnenland van centraal Sarawak – maar niet vooraleer we ‘s morgens nog snel een set mooie potloden cadeau doen aan Reyna (voor haar dochtertje). Ze is nog maar net wakker en heeft een lelijke brandwonde onderaan haar been. Terug aan de pier is het een onophoudelijk gaan en komen van kleine longboats, met cargos van kleine families tot complete kleerkasten.
Kapit is een enorme tegenvaller. De opmerkelijk vele hotels zijn duur en uitermate schraal – Silvie doet haar ronde en ziet in een van de badkamers bij het aandoen van het licht tientallen kakkerlakken zich uit de voeten maken! De inwoners hebben een erg dom voorkomen en zijn over het algemeen bruut en onvriendelijk.







CIMG7748

We hebben ondertussen al bijna twee weken geen westerling gezien en snakken naar een beetje gewone,ongedwongen conversatie. Als geroepen verschijnt er een jonge backpacker – en Taiwanese Canadees – die ook naar een degelijk hotel op zoek is. We nemen hem met ons mee, want Silvie weet zonder fout steeds het beste betaalbare hotel te vinden, en spreken af om wat later op de avond samen een pint te pakken.

CIMG7749Wat later op de avond blijkt dat het hele stadje zijn deuren sluit zodra het donker is (rond 19u). Geen restaurants, cafes, winkels, helemaal niets meer. Er is enkel nog de food court, de stalletjes waarvan uitgebaat worden door de uitsluitend moslim Malay bevolking. Een pint pakken zit er dus niet in, en het eten is beperkt tot Maleis. Onze Canadese vriend Peter, een jonge, intelligente ondernemer die al reizend door de wereld zijn business runt (postertext.com), voegt zich bij ons en we maken er alsnog een gezellige avond van.

Ons origineel plan was om vanuit Kapit enkele honderden kilometers verder stroomopwaarts te varen naar Belaga, met een tussenstop in de Pelagit Resort, die gelegen is langs de Pelagit rapids (stroomversnellingen) met niets dan jungle eromheen. Dit bijzonder afgelegen resort wordt enkel geopend op verzoek, want er zijn zelden gasten en bij een boeking wordt hun staff bijeengetrommeld. Jammer genoeg blijkt bij een telefoontje dat het gebouw gesloten is voor renovatie. De acht uur lange bootrit rechtstreeks naar Belaga zien we niet zitten: we moeten dan vandaag nog een permit kopen bij de officiele instanties en morgen kunnen we dan de boot nemen. En we verwachten niet dat Belaga meer te bieden heeft dan Kapit. Bovendien willen we niet nog een dag in Kapit blijven hangen. De keuze is dan ook snel gemaakt: changement de decor, met name onmiddellijk de boot terug naar Sibu en in plaats van via de rivier Rejang, via de kustlijn naar het noorden trekken om er tegen 31 oktober, mijn verjaardag trouwens (ik word 33, dat is het jaar waarin Christus aan het kruis genageld werd; 33 is bovendien een variant van 666, the number of the beast; en het jaar 2011 telt ook op tot 3: toeval?), af te spreken met zus Karen.

CIMG7753

CIMG7755

CIMG7766CIMG7767
CIMG7773